Van de Zwolse Vondelkade en de Raamgracht

Foto: Anke Manschot, Amsterdam
Igor Cornelissen was een gedreven speurder, kritisch journalist en beschrijver van zijn eigen linkse milieu. Hij was een man met veel gevoel voor humor. Zijn interessegebied strekte zich inderdaad uit zoals de titel van het eerste deel van zijn in 1983 reeds verschenen memoires luidde: Van Zwolle tot Brest Litowsk, onstuimige herinneringen (1983).
Terecht zag hij in veel van zijn onderwerpen een relatie tot de joodse geschiedenis, ook al stonden de mensen die hij behandelde soms ver van enige religieuze band met dat jodendom. Igor begreep als kleinkind van socialistische grootouders dat de band met de joodse gemeenschap, ook al was het religieuze element dun geworden, bleef bestaan. Net als zijn broer Wil, wiens ziekte hij roerend beschreef in het vijfde deel van zijn memoires, Mijn opa rookte ook een pijp, Joodse wortels en ander (on)gemak (2020), behoorde hij tot de Zwolse Kille. In dat boek beschrijft hij ook kort het verhaal van zijn tante Clara Groenheim-Jacobs, Auschwitz overlevende, die, op een dag in 1945 lopend op pantoffels in Zwolle bij de Cornelissens aankwam. De schok van haar plotselinge verschijnen en haar verhaal had hem steeds beziggehouden, maar pas in dit laatste boek heeft hij haar overleven en dat van haar man beschreven.
Op latere leeftijd verwisselde hij Amsterdam weer voor Zwolle waar hij in zijn ouderlijk huis aan de Zwolse Vondelkade ging wonen en waar hij zijn archief verder uitbouwde en bleef publiceren. Toen hij er opgroeide, woonden er meer joden aan die Vondelkade, zoals bijvoorbeeld Karel en Julia Denneboom-Zilverberg; wier kleinzoon mij vertelde over Igors voorliefde voor Jazz. Hij speelde prachtig Trompet, waarmee hij de buurt geregeld uit de slaap hield. Hij werd een kenner van jazzmuziek, een goede jazzmuzikant en droeg zijn enorme kennis ook over dit onderwerp graag uit.
Mijn vriendschap met hem besloeg een periode van veertig jaar. Ik leerde hem kennen toen het Joods Historisch Museum in 1983/4 een tentoonstelling over het werk van Roman Vishniac organiseerde. De kennismaking met hem kwam tot stand nadat Vrij Nederland de geëxposeerde foto’s in de beroemde kleurenbijlage van het weekblad publiceerde. Mede daardoor werd de expositie een succes. Toen Vishniac zelf ook nog overkwam uit New York, heeft Igor hem geïnterviewd. Tijdens dat interview vroeg Igor aan Vishniac of hij nog jeugdherinneringen aan Rusland had, waarop deze opstond en door het restaurant een Moskouse Ijsjesverkoper nadeed en luid riep: Morozhenoe, Morozhenoe (Morozjnoj, Morozjnoj), IJs! Lekker IJs! Dat werd dan ook de titel van het interview in VN. Cornelissen interviewde vele anderen zoals bijvoorbeeld Hartog Beem, Jaap Meijer en ondergetekende.
Hij bracht een groot knipselarchief bijeen. Velen kwamen dat dan ook in de afgelopen jaren bij hem raadplegen. Zo een bezoek bleef je bij, want zijn werkkamer was het archief en daar serveerde hij, indien je op het juiste moment kwam, ook zijn zelfgemaakte joodse gerechten zoals uitstekende kippensoep met matzeballen.
In 1987 reisde ik met een groep geschiedenis studenten naar Polen en vertelde Igor daarover, waarop hij me en gul en dringend aanraadde dan ook naar Lodz te gaan en te proberen daar Marek Edelman een van de leiders van de opstand van het Ghetto in Warschau te interviewen. Ik deed het, Igor hielp me vervolgens bij het redigeren en in VN van 20 juni 1987 verscheen het stuk: “‘Vergeet vooral niet dat het antisemitisme geen Poolse uitvinding is’. Een gesprek met Marek Edelman over de joodse cultuur tussen Vistula en Dnjepr”.
Igor, die politieke en sociale wetenschappen (de “zevende faculteit”) had gestudeerd, een studie die na de oorlog was mogelijk gemaakt en grote populariteit had gekregen, werd een specialist op het gebied van de geschiedenis van het socialisme en had een grote belangstelling voor en kennis over het reilen en zeilen van de CPN en de communistische beweging in Nederland. Die interesse blijkt o.a. uit zijn biografie over Mathilde (Tilly) Visser, Tussen Lenin en Lucebert. Mathilde Visser, kunstcritica (1900-1985) uit 2018. Zij was de dochter van L.E. Visser, de joodse en daarom in 1941 ontslagen president van de Hoge Raad. Igor was een speurder van klasse. Zijn scherpe oog en de ervaring van een onderzoek journalist kwam ook tot uiting in zijn zoektocht naar de hoofdrolspeler van Gerard van het Reves novelle “De ondergang van de familie Boslowitz”, een novelle over de oorlog. Dankzij die zoektocht publiceerde hij in 2014: Wie was Hans Boslowits? Gerard Reves debuut ontrafeld. Hierdoor weten we dat voor de hoofdpersoon van het verhaal, een Joodse communist, Alphons Bobrownitzki (1893-1943) model heeft gestaan. Ook weten we dat voor dit geval van zelfmoord, voordat de nazi-moordenaars hem konden pakken in 1957, tenminste een Matseiwa kon worden geplaatst op de begraafplaats in Diemen.
Toen ik hem afgelopen zomer een portret zond van de familie van mijn grootouders, omdat daaruit bleek dat een van mijn oudooms met een Wijnkoop was gehuwd, schreef hij me:
(…) Schitterend. Als je met de Wijnkoops ooit verder wilt, kan ik je helpen. David Wijnkoop kreeg een uiterst slechte want hagiografische biografie van A.J. Koejemans. Hij verdient, ondanks zijn rottige kanten (Stalin in zakformaat) een betere levensbeschrijving. (…)
Ik hoop dat zijn emailserver goed bewaard wordt want zo heeft hij vast met velen gecorrespondeerd, zo had hij het geluk om tot het laatst helder te zijn en sliep hij in in zijn eigen bed, een zoen van Hakadosj Baroech Hoe – voor een linkse intellectuele jazz spelende Mediene sjtamper.
Joël Cahen (met dank aan Etienne Denneboom)

Foto: Jenny Wesly, Collectie Joods Historisch Museum/Joods Cultureel Kwartier, Amsterdam.